Deduction, dear Watson

Al vanaf zeer jonge leeftijd ben ik gek op detectiveverhalen. Dat begon met Detective Blomkwist van Astrid Lindgren. Daarna was het een tijd lang Agatha Christie en haar Hercule Poirot en Miss Marple. Ook de detectives op tv heb ik verslonden. 

Aangezien ik tegenwoordig veel aan het boetseren en bloggen ben heb ik niet veel tijd meer om tv te kijken. De KRO detectives sla ik echter niet vaak over. Een beetje jammer dat er altijd drie doden moeten vallen voor de dader gepakt wordt. Ik mag hopen dat dat in het echt niet zo gaat. 😉

Sherlock Holmes
Mijn favoriet is toch wel Sherlock Holmes. De nieuwe serie waarin Sherlock Holmes en dr. John Watson door het hedendaagse Londen rondrennen, vind ik geweldig!
Ik heb Sherlock tweemaal mogen ontmoeten. De eerste keer was in Londen, in Bakerstreet om precies te zijn, na een Sherlock Holmes tour. De tweede keer was vorig jaar bij de Reichenbachfallen in Zwitserland (zie foto).

Toen ik een keer in Edinburg was kreeg ik tijdens een ritje op de hop-on hop-off bus te horen dat Sir Arthur Conan Doyle (de schrijver van Sherlock Holmes) in Edinburg geboren is en er gestudeerd heeft aan de Universiteit. Tijdens zijn studie had hij les van een professor, dr. Joseph Bell, die nadruk legde op observatie en deductie. Driemaal raden op wie hij Sherlock Holmes gebasseerd heeft …

Mijn eigen detective
Zelf zou ik ook graag een detectiveverhaal schrijven. Alleen moet je behalve een verhaaltje vertellen ook nog zelf bedenken wie het heeft gedaan en waarom! Een begin van een verhaal verzinnen is geen enkel probleem. Ik heb zelfs al een beginnetje.
Mevrouw A. gaat de heg snoeien en ineens vliegen haar een paar vingers om de oren (een fris verhaal is het niet, ik geef het toe). Er blijkt een lijk in de heg te zitten. So far, zo zo, want hoe komt het lijk in vredensnaam in die heg terecht?

Plaatjes kijken

Onder de koffietafel liggen twee boeken (eigenlijk liggen er een stuk of 20, maar ik wil het even over deze twee hebben). Deze boeken wilde ik speciaal hebben vanwege de plaatjes. Van deze plaatjes word ik namelijk blij. 😀

Het eerste boek is ‘A little bit of France’ van Jean-Jacques Sempé, een Franse cartoonist. Ik heb zijn tekeningen voor het eerst gezien toen ik 13 was, tijdens Franse les.

We kregen het boekje ‘Le petit Nicolas’ onder onze neus geduwd en moesten daaruit voorlezen. Van de tekst kreeg ik niet veel mee, wel van de grappige pentekeningetjes van de kleine Nicolas en zijn vriendjes.

Toen ik dit grote boek zag liggen, was ik meteen verkocht. Het doet me denken aan de vakanties met mijn ouders in Frankrijk en sommige plaatjes maken me gewoon aan het lachen. (Je kunt de plaatjes aanklikken voor een vergroting. De kwaliteit van de foto’s die ik van de tekeningen maakte laat wel wat te wensen over.)

Dan is ‘The Wind in the Willows’ van Kenneth Grahame aan de beurt. Het schijnt een klassieker te zijn. Ik moet echter bekennen dat ik alleen hoofdstuk 1 nog maar gelezen heb en vooral plaatjes heb gekeken. 

Deze speciale editie ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van het boek heeft namelijk schitterende tekeningen van Robert Ingpen.

Af en toe pak ik het boek even en duik de natuur in met the Mole, Ratty en Mr. Toad. Uiteraard ben ik wel van plan ook hoofdstuk 2 tot en met 12 nog te lezen.

Een Kerstverhaal (3)

Vervolg van ‘Een Kerstverhaal (2)’.

De Kerstman zit nog altijd met de armen over zijn buik geduldig te wachten. Hij kijkt me met lodderige ogen aan.
“Gaat het een beetje?”, vraag ik. Hij glimlacht even maar zegt niets. Ik ben bang dat hij zo zal instorten. In de keuken maak ik een handdoek vochtig. Ik veeg het bloed van zijn voorhoofd en dep ook de zilvergrijze haren, waarvan ik in eerste instantie dacht dat het een pruik was. Ik volg het bloedspoor en kom op zijn achterhoofd terecht waar een gat zit.
“Ik bel de dokter wel even of misschien kunnen we beter meteen naar het ziekenhuis.”
“Nee, da..dat is niet nodig”, stamelt de Kerstman. Hij voelt nog eens aan zijn hoofd en kijkt me verschrikt aan.
“Kan ik iemand waarschuwen? Iemand bij de opvang ofzo?”, probeer ik voorzichtig. Ik zou graag de verantwoording over deze hulpkerstman overdragen, maar hij schudt zijn hoofd.
“Wilt u dan misschien iets drinken?”, vraag ik.
“Graag”, zegt hij meteen. Eindelijk krijg ik een duidelijk antwoord.

Bron: weheartit.com

Met een mok dampende chocolademelk met slagroom en een scheut rum zitten we tegenover elkaar. Hij op de bank en ik op het vloerkleed met mijn rug tegen de verwarming. Langzaam roert de Kerstman in de mok en neemt dan voorzichtig een slokje. Hij sluit even zijn ogen.
“Wat is er eigenlijk gebeurd?”, vraag ik. “Waarom lag u bij mij voor de deur?”
De Kerstman roert nog wat harder in zijn mok waarbij het lepeltje irritant tegen het aardewerk tikt. Gespannen wacht ik op het antwoord.
“Heb je er misschien iets te eten bij?”, vraagt de Kerstman. Het lijkt alsof hij mijn vraag niet gehoord heeft. Hij neemt een tweede slok en likt de slagroom uit zijn snor. Zuchtend sta ik op.
“Een kerstkransje dan maar?” opper ik.
“Of een boterham?”, reageert hij. “Ja, sorry ik heb al een tijdje niet gegeten.”
In de keuken smeer ik een boterham en vraag me af of ik hem straks alweer de straat op kan sturen.

“Lekker hoor”, zegt hij even later met volle mond. Voor het eerst zie ik een glimlach op zijn gezicht. De glimlach veroorzaakt een domino-effect van kleine rimpeltjes over zijn hele gezicht. Te beginnen bij zijn mondhoeken tot aan de haarinzet.
“Hoe komt u nou aan dat gat in uw hoofd?”, probeer ik opnieuw.
De Kerstman zucht. “Ik kan je vertellen dat het voelt alsof ik van het dak gevallen ben. Alles is bont en blauw.”
“Van het dak?”, vraag ik.
Hij knijpt zijn ogen tot spleetjes en lijkt na te denken. “Eerlijk gezegd weet ik niet precies wat er gebeurd is. Ik lag ineens op de stoep. Toen heb ik me tree voor tree naar boven gehesen tot ik voor de deur lag.”
Het klinkt niet erg aannemelijk, maar meer wil hij duidelijk niet kwijt.
“Zal ik een poging wagen uw hoofd te verbinden?”, vraag ik.
“Je mag er ook gewoon een pleister opplakken”, mompelt hij. “Dan ga ik zo maar weer eens naar buiten. Ik ben al veel te lang gebleven en je moet je Kerstboom nog opzetten.”
Ik kijk naar de Kerstboom. Alle sneeuw is inmiddels van de takken op de grond gedrupt.
“O, dat kan morgen ook nog”, werp ik tegen.
“Maar het is Kerstavond”, sputtert hij. “Als je morgen de boom opzet is het te laat.”
Ik haal mijn schouders op. “Vorig jaar had ik helemaal geen boom”, zeg ik.
“Echt niet?” Hij lijkt geschrokken. “Je zou toch de mooiste Kerstboom moeten hebben die er bestaat.”
Ik glimlach naar hem en sta op om de verbanddoos te halen.
Als ik terugkom, heeft de Kerstman zijn ogen dicht, hij ademt zwaar. Ik trek me terug in de slaapkamer.

Bron: weheartit.com

Die nacht droom ik over een Kerstman die met slee en al van het dak afvalt en bij mij voor de deur terechtkomt. Ik schrik wakker, het gestommel op het dak is niet gedroomd. Ik hou mijn adem in en luister.
“Ho ho hooo!” Hoor ik ineens iemand buiten roepen en er rinkelen wat belletjes. Meteen houdt het gestommel op. Ik spring uit bed en steek mijn hoofd om de deur van de woonkamer. Er ligt niemand meer op de bank, de Kerstman is verdwenen. In de hoek van de kamer staat mijn Kerstboom te schitteren met een warme sjaal van witte slingers. Ademloos kijk ik naar de honderden kleine lampjes die stralen. Zilveren kerstballen pronken met hun pracht, net als een paar witte kerstengeltjes en rode kerstklokjes.
Het is de mooiste Kerstboom die ik ooit heb gezien.

THE END

Copyright by Appelig©

Ik wens jullie hele fijne Kerstdagen!

Een Kerstverhaal (2)

Vervolg van ‘Een Kerstverhaal (1)’.

“Wat doet u hier?”, vraag ik verbaasd. De man in Kerstmanoutfit krijgt geen tijd om uitleg te geven. Ik wil hem weg hebben uit mijn portiek en haast me om hem overeind te helpen. Ik pak hem onder een oksel en begin te sjorren, maar meer dan een paar centimeter geeft hij niet mee. Het levert een akelig gekreun op dat nog eens versterkt wordt door de galm in het portiek. Al snel moet ik het opgeven.
“Ik geloof niet dat dit werkt”, zeg ik geïrriteerd en ik zet mijn handen in mijn zij. Waarom moet die man nou precies voor mijn deur gaan liggen. Ik hoop op een voorbijganger die kan assisteren maar er komt niemand langs.
De Kerstman schudt zijn hoofd. “Ik ben misschien wat zwaar”, brengt hij er piepend uit. Het lijkt me beter hierop geen antwoord te geven. “Laat me maar liggen”, vervolgt hij zielig.
Het klinkt aanlokkelijk en ik twijfel. Zou hij, als ik de deur achter me dicht doe, gewoon opstaan en het een paar portieken verderop proberen?
“Eh, ik ga even naar binnen”, mompel ik. Zachtjes sluit ik de deur.

“Wat moet ik hier nou mee”, zeg ik tegen mezelf terwijl ik in de halspiegel kijk. Mijn ogen zijn groot en mijn hoofd rood. Ik haal een paar keer diep adem en loop weer naar de deur. Door de brievenbus kijk ik naar buiten. De man ligt nog steeds voor de deur en jammert een beetje. Ik kijk naar het bloed op mijn handschoen en besef dat hij het niet speelt.
De man kijkt hoopvol naar me op als ik de deur opendoe.
“Nou kom op dan”, zeg ik. “Overeind.”
Ik ga achter hem staan en probeer hem overeind te duwen. Kermend komt er wat beweging in. Uiteindelijk hangt de Kerstman tegen het kozijn van de deurpost aan.
“Pfoe”, hijg ik. Kleine stoomwolkjes verlaten in een snel tempo onze monden. Ik ontdoe me van mijn jas, sjaal en handschoenen en smijt ze de gang in, zo warm heb ik het gekregen. De man ziet er verkleumd uit. Zijn rode gezicht vertoont enkele barstjes, alsof er een nieuwe Kerstman onder zit te wachten tot de oude zijn vel afschudt. Er zit niets anders op dan hem even binnen te laten en wat op te lappen. Hij leunt zwaar op me als we door de gang strompelen.

Bron: weheartit.com

“Ooh, ooh, ooh”, zegt de Kerstman wanneer hij op de kussens van de bank neerploft. Ik strek mijn rug en voel wat kraken tussen mijn schouderbladen. Met zijn mouw veegt hij over zijn gezicht en trekt daarmee een spoor van bloed over zijn voorhoofd.
“Wacht even”, roep ik geschrokken wanneer hij zijn arm op de beige kussens wil laten rusten. “U zit onder het bloed.” Hij voelt aan zijn hoofd en trekt een pijnlijk gezicht. Op de rode mouw is niets te zien, maar de met wit bont afgezette manchet is roodgekleurd. Snel haal ik wat handdoeken en schuif ze onder zijn armen.
“Zullen we anders uw jas even uitdoen?” stel ik voor. De Kerstman lijkt niet erg blij met het voorstel en slaat demonstratief zijn armen om zijn buik en bromt. “Laat me maar even rustig zitten. Het gaat zo wel weer beter.”

Ik denk opeens aan de kerstboom die beneden voor het portiek ligt kou te vatten.
“Momentje, ik ben zo terug”, zeg ik en ren de gang in. Zo voorzichtig mogelijk glibber ik van de treden af. Het sneeuwt weer. Ik kijk naar boven en laat de vlokjes op mijn gezicht neerkomen, ze smelten meteen. Kleine druppeltjes rollen als tranen van mijn wangen. Draaierig van de duizenden dwarrelende witte stipjes kijk ik weer naar de grond waar de kerstboom zich onder een dun wit laagje probeert te verstoppen. Ik laat me niet voor de gek houden en pak hem bij de stam. Hij prikt me met zijn naalden gemeen in mijn hand. Geprikkeld schud ik hem een beetje door elkaar en ontdoe hem van de sneeuw. Dan neem ik hem mee naar boven en zet hem in de hoek van de kamer.

Wordt vervolgd …

Copyright by Appelig©

Een Kerstverhaal (1)

Ik rits mijn jas dicht, zet de kraag omhoog en wikkel de sjaal een paar maal om mijn hoofd. Alleen mijn ogen en de topjes van mijn oren komen er bovenuit. Nu mijn wollen handschoenen nog aan en ik ben klaar voor de terugreis. Ik zet de eerste stap op een stuk maagdelijke sneeuw. Krakend protesteert de sneeuw en perst zich in het profiel van mijn zool. Ook van mijn tweede laars verdwijnt de zool in de sneeuw. Daarna volg ik het spoor van een paar kinderschoenen. Zorgvuldig plaats ik mijn voeten om niet op de afdrukken te gaan staan, maar het wordt een onmogelijke taak. Al snel komen er meer sporen bij en zijn de afdrukken niet meer van elkaar te onderscheiden. De afdrukken zullen sowieso snel verdwijnen omdat de kerstboom, die ik achter me aansleep, alle sporen van de afgelopen uren wegveegt.

Bron: weheartit

Op een schoongemaakt stuk stoep stamp ik dankbaar mijn zolen leeg. Kruimels en dunne slierten sneeuw verspreiden zich over stoeptegels. Achter een raam schuift het gordijn opzij en een zuur gezicht kijkt naar de bevuilde stoep en dan naar mij.
Slechts een enkeling waagt zich op straat in deze kou en met deze gladheid. Een automobilist probeert zijn auto op de weg te houden, maar hij krijgt geen grip op de platgereden en bevroren sneeuw. Met een schurend geluid schampt hij een geparkeerde auto.
Langzaam adem ik uit in mijn sjaal en voel mijn neus behaaglijk warm worden. Wanneer ik inadem wordt mijn neus koud en vochtig. Ik adem snel weer uit. Nog drie stappen naar de hoek van de straat. De kerstboom zwaait netjes de hoek om voor de lantaarnpaal langs, zonder deze te raken. Bij de benedenburen lijkt het wel feest. Binnen knipperen tientallen gekleurde lichtjes in een enorme kerstboom.

Ik stop voor het portiek. Het is donker. De lamp, die het al een paar dagen eerder begeven heeft, had ik natuurlijk allang moeten vervangen. Nu heb ik er last van. De treden zijn spekglad. Met één hand grijp ik de leuning terwijl ik de kerstboom met de andere hand naar boven trek. Door mijn handschoen heen voel ik dat er iets vochtigs en plakkerigs op de leuning zit.
“Getver”, roep ik en haal snel mijn hand van de leuning. Ik besluit de hand niet meer te gebruiken tot ik weet wat er op de leuning zit. Met de hand die de kerstboom vastheeft moet ik nu de sleutel van de voordeur pakken. Ik klem de stam onder mijn oksel, maar de kerstboom grijpt zijn kans en ontsnapt. Hij glijdt van de treden af en schuift de stoep op. Zuchtend besluit ik dat ik hem straks wel meeneem. Ik loop de laatste treden op en ineens schop ik tegen iets zachts. Het begint meteen te kermen. Een schreeuw verlaat mijn mond en echoot na in het portiek. Ik begin sneller te ademen.

“Wie is daar?”, vraag ik zo streng en zo hard als ik durf.
“Help”, klinkt het zwak. “Helpt u me alstublieft. Ik kom niet meer overeind.”
De paniek in de stem maakt me wat rustiger. Zo te horen is hij banger dan ik.
“Ik zie niks”, zeg ik. “Laat me eerst even de deur openmaken.” Met trillende vingers duurt het een eeuwigheid voor de sleutel het slot bereikt. Eindelijk zwaait de deur open. Als ik het licht in de gang aandoe, zie ik dat mijn handschoen onder het bloed zit. Voor mijn deur ligt, tot mijn grote schrik, de Kerstman op zijn rug. Hij kijkt me hulpeloos aan.

Wordt vervolgd …

Copyright by Appelig©

Nou moet je eens goed luisteren!

Ik vind het, net als veel mensen, heerlijk om een boek te lezen. Maar sinds een paar jaar luister ik er ook naar. Ik ben ooit begonnen met wat verzamelde verhaaltjes van Agatha Christie om in de auto te luisteren als ik eens wat langer onderweg was. Dat kan ik je dan ook meteen afraden. Je let meer op het verhaal dan op de weg. Bovendien loop je het risico in slaap te vallen.

Een vriendin die het luisterboek Een schitterend gebrek van Arthur Japin van me leende klaagde dat ze het niet goed kon volgen. Ze zette de cd op en liep vervolgens schoon te maken. Ik heb gemerkt dat zoiets inderdaad niet goed werkt. Je moet afgesloten zijn van de buitenwereld en dat betekent ‘oortjes in’.

Het prettigste vind ik het om lekker onder de wol te kruipen of op de bank te hangen met een luisterboek, met de oogjes dicht en de oortjes in. Je kunt je dan helemaal inleven in het verhaal en ziet het bijna voor je. Nou geef ik toe dat dat met het ene boek wat makkelijker gaat dan met het andere. Arthur Japin kan bijvoorbeeld ontzettend mooi vertellen. Het kost dan ook geen enkele moeite om mee te leven met de hoofdpersonen. Knielen op een bed violen, voorgelezen door de schrijver zelf (Jan Siebelink), was een flinke tegenvaller. Het leek wel alsof hij alles voor de eerste keer las en dat vond ik vreemd aangezien de verteller het boek toch echt zelf geschreven heeft.

Toen ik een paar maanden geleden na een operatie veel moest rusten en moeite had met het lezen van boeken bleek het luisterboek een welkome afleiding. Ik was inmiddels overgestapt op Engelstalige luisterboeken (via audible.co.uk). De vertellers zijn erg goed en leggen hun ziel en zaligheid in de hoofdpersonen. Ze doen hun best om met accentjes het verschil tussen verschillende personages te laten horen. Ik heb bijzonder genoten van Parrot and Olivier in America van Peter Carey (duur 17 uur) en van Stone´s Fall van Iain Pears (duur 25,5 uur). In beide boeken worden meerdere vertellers gebruikt en dat is nog leuker om naar te luisteren.

Op dit moment luister ik The crimson petal and the white van Michel Faber. Dit 41,5 uur durende boek wordt erg goed voorgelezen. Het verhaal gaat over een prostituee en een zakenman in het Londen van 1870 en het beschrijft nogal intiem en zonder nette woorden te gebruiken de gedachten en handelingen van de hoofdpersonen. In het Nederlands had ik de ‘oortjes’ wellicht geschokt uitgegooid, maar in het Engels kan ik blijkbaar wat meer hebben.

50.000 woorden in 30 dagen

Op het blog van Nicole las ik vorige maand over NaNoWriMo (National Novel Writing Month). Oftewel een poging om in één maand tijd een roman te schrijven. NaNoWriMo start op 1 november (vandaag dus) en eindigt op 30 november middernacht. Je moet dan minimaal 50.000 woorden geschreven hebben.

Het idee om hieraan mee te doen heb ik een tijdje laten bezinken. Al snel dacht ik, dat krijg ik dus nooit voor elkaar. Van de 720 uren die er in de maand november zitten, kan ik er hooguit 135 vrij maken om te schrijven. Het zou betekenen dat ik 1.667 woorden per dag zou moeten schrijven. Ja hallo, ik heb ook nog een baan (keramiekcursus, Nordic Walking training en een weekendje weg).

Toch heb ik besloten om mee te doen. Niet om aan een roman te schrijven, maar om al die verhalen die ik heb liggen nou eens af te schrijven. Het wordt vooral typen, typen, typen. Voor herzien en herschrijven is geen tijd! Wellicht is er nog een NaNoEdMo (National Novel Editing Month) van 1 tot en met 31 december. Dan kan ik tijdens de kerstdagen gezellig mijn tekstjes herschrijven.

Wat als ik de 50.000 woorden niet haal? Helemaal niet erg, als het er 40.000 of 25.000 zijn ben ik ook heel tevreden, als die verhalen maar een keertje afgemaakt worden. Alle korte en lange verhaaltjes die ik de komende maand produceer (en die ik niet voor mijn werk schrijf) tellen mee. Boodschappenlijstjes en to-do-lijstjes tel ik niet mee. 😉

Als ik de komende maand dus wat slaperig uit mijn ogen kijk, ben ik waarschijnlijk tot ’s avonds laat bezig geweest met schrijven. Wanneer ik niet in ga op een leuke uitnodiging, don’t take it personal, dan ben ik aan het schrijven. Als ik iets te lang blijf staan voor het groene verkeerslicht …, als je zelf je eten klaar moet maken en de boodschappen moet doen … nou ja je snapt het wel. Wish me luck!

Hoe is het nou met je boek? (Deel 2)

… Vervolg

Ik had het manuscript van mijn kinderboek dus opgestuurd naar mijn lerares ter beoordeling. Na een tijdje kreeg ik de 28 hoofdstukken terug met behoorlijk wat aantekeningen. Het idee voor het boek was goed en ook de personages waren geloofwaardig. Hiep hiep! Ik had alleen bepaalde onderdelen veel te veel aandacht gegeven en ook het einde kon volgens haar beter. Bovendien bleek dat er een probleem was met mijn plot of liever gezegd het ontbrak. Ik was zo lekker aan het schrijven gegaan dat ik heel dat plot uit het oog verloren was. Tja, en dan gaat je boek eigenlijk helemaal nergens over.

Het kwam er op neer dat ik het beste wat hoofdstukken kon schrappen, net als één van de uitvindingen die haar tijdens het lezen behoorlijk was gaan irriteren. Ook hadden de tweede en derde hoofdpersoon te snel hun intrede gedaan in het boek. Kortom, ik kon het beste het hele boek herzien. Het begin en eind herschrijven en er wat nieuwe hoofdstukken bij verzinnen.

Nou zul je misschien zeggen, “trek het je niet aan” of “het is een leuk boek, pas wat dingen aan en hup naar de uitgever ermee”. Het vervelende is alleen dat ik vond dat ze gelijk had. Ik had inmiddels wel een idee hoe ik dat herzien aan moest pakken, ik zag er alleen erg tegenop. Het herschrijven zou een berg werk met zich meebrengen en eerlijk gezegd had ik er niet zo’n zin meer in.

Je moet het zo zien. Ik heb een verhaaltje verzonnen, ik heb het opgeschreven en dan is het uit mijn hoofd. Nu dat op papier staat is het voor mij klaar en wil ik aan een nieuw verhaal beginnen. Sterker nog, het nieuwe verhaal heeft zich al aan me opgedrongen. Het staat te popelen om opgeschreven te worden en nu moet ik eerst nog eindeloos schaven en sleutelen aan een verhaal dat ik niet interessant meer vind.

Inmiddels zijn we een paar jaar verder en het nagekeken manuscript ligt te wachten tot ik zin heb om ermee verder te gaan. Het verhaal dat zich aan me opdrong is heel kort in een paar A4tjes neergepend om het niet kwijt te raken. Een derde (kort) verhaal is bijna af. Hopelijk kan ik een keer lang genoeg van de klei afblijven om dat verhaal in ieder geval af te schrijven.  Ik geef het nog niet op!

Hoe is het nou met je boek? (Deel 1)

Het is de leukste vraag die je kunt krijgen als je met je boek bezig bent en als je de hoofdstukken zo uit je mouw kunt schudden. Maar het is de vervelendste vraag die je kunt krijgen als je boek niet wil vlotten.

Behalve aan een aantal kinderen had ik de proefleesversie ook aan een paar collega’s en vrienden gegeven. Een select groepje natuurlijk, het mochten er niet te veel worden. Iedereen reageerde enthousiast. Naast het vaste gegeven van 1200 woorden per hoofdstuk, zorgde ik er ook voor dat elk hoofdstuk eindigde met een cliffhanger. Dat werkte goed. Het was voor mij meteen duidelijk waar het volgende hoofdstuk over moest gaan en mijn proeflezers wilden meer, meer, meer!

Steeds meer vrienden en bekenden vroegen of ze het mochten lezen en ja, ik ben ook de beroerdste niet. Na elke paar vers geschreven hoofdstukken stond ik tientallen kopietjes te maken voor de meelezers. De hoofdstukken werden in hoog tempo geproduceerd en elke keer lukte het weer een spannend einde te verzinnen om de lezers tevreden te houden. Na 25 hoofdstukken begon men te vragen hoe dik het boek ging worden en hoeveel hoofdstukken er zouden volgen. Ik had altijd aangegeven bij 28 hoofdstukken te willen stoppen, maar eh … hoe rond je je boek eigenlijk af?

In de laatste drie hoofdstukken moest ik al die spannende gebeurtenissen oplossen en de gemaakte beloftes inlossen. Het was een onmogelijke taak. Ik heb geprobeerd het boek toch af te schrijven en dat is gelukt hoewel ik er niet tevreden over was (en mijn lezers waren ook ietwat neutraal over de afloop). Ik stuurde het boek op naar mijn vroegere lerares van de cursus in Rotterdam na haar commentaar hoopte ik weer verder te kunnen met het boek. Ondertussen kon ik het kinderboek eventjes laten rusten.

Wordt vervolgd …

Een kinderboek schrijven

Na de cursus Kinderverhalen schrijven besloot ik een kinderboek te schrijven. Ik had wel een idee waar het over moest gaan en ik verzon een paar hoofdpersonen om mee te starten. In het eerste hoofdstuk voerde ik Thomas op, een jongen die met zijn ouders en zusje was verhuisd van de stad naar het platteland. In het tweede hoofdstuk ontmoet hij buurjongen Daan. Wanneer ze vervolgens in het derde hoofdstuk ontdekken dat er ’s avonds licht brandt in het tuinhuisje kan het avontuur beginnen, ook voor mij!

Na een paar hoofdstukken begon het moeilijk te worden het schrijven vol te houden. Gelukkig was daar de nieuwe cursus Kinderboek schrijven. Tijdens de lessen laat je aan één of meerdere personen je nieuwe hoofdstuk(ken) horen en je krijgt er commentaar op. Je maakt een tijdlijn om in kaart te brengen wat er met wie gebeurt in het verhaal. Aan het eind van de cursus was mijn boek niet af, maar het heeft me wel een eind op weg geholpen.

Ik begon af en toe een middag vrij te nemen om verder te kunnen schrijven en ik produceerde in een snel tempo nieuwe hoofdstukken. Het ging ineens heel makkelijk. Ik liet een van de hoofdpersonen iets zeggen en als vanzelf reageerden de andere hoofdpersonen daarop. Om die dialogen heen lijmde ik de tekst aan elkaar totdat ik circa 1200 woorden had en dan werd het tijd voor een nieuw hoofdstuk.

Nadat ik 12 hoofdstukken had geschreven, wilde ik eigenlijk wel eens weten wat men ervan vond. Met men bedoel ik in dit geval mijn doelgroep. Ik gokte op kinderen tussen de 8 en 11 jaar. Mijn proefleesversie verspreidde ik onder de kinderen van collega’s en vrienden. Ongeveer de helft heeft het daadwerkelijk gelezen en een aantal daarvan gaf feedback. De kids vonden het grappig en spannend. Van een aantal ouders hoorde ik dat ze het niet meer weg wilden leggen. Dat wil je natuurlijk graag horen als schrijfster.

Waarom is het boek dan nog niet af? Waarom ligt het nog niet in de winkel? In een volgend blogartikel vertel ik over het verdere verloop van het kinderboek.